Smog door ozon ontstaat bij zonnig weer als er veel stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen in de lucht zitten. De vervuilende stoffen worden onder invloed van zonlicht omgezet in ozon. Ozon dringt bij inademing door tot in de kleinste luchtwegen en de longblaasjes en zorgt zo voor prikkeling van de slijmvliezen, verminderde longfunctie en longoedeem.
Bij zonnig weer en als er weinig wind staat neemt de ozonconcentratie in de loop van de dag geleidelijk toe. Tussen 12:00 en 20:00 uur bereikt de dagelijkse ozonconcentratie een piek. Tijdens de nacht daalt de hoeveelheid ozon om de volgende dag opnieuw naar een piek te groeien. Op dat moment spreken we van ozonpieken. Deze cyclus herhaalt zich tot het begint te waaien of tot er bewolking opkomt en de temperaturen zakken.
In Nederland komen verhoogde ozonniveaus alleen in het voorjaar en in de zomer voor, op zeer zonnige dagen met een zwakke zuidelijke of oostelijke wind. In de herfst en de winter ontstaat geen ozonsmog, doordat de invloed van de zon dan kleiner is. Ozonconcentraties in stedelijke omgeving zijn doorgaans lager dan daarbuiten, omdat de stikstofoxide uit het verkeer een deel van de ozon wegvangt.
Ozon en gezondheid
De korte termijn effecten van ozon op de gezondheid zijn goed bekend. Blootstelling aan ozon leidt tot hoesten en irritatie van de ogen. Daarnaast kan ozon leiden tot verergering van luchtwegklachten, oog-, neus- en keelirritaties, benauwdheid, duizeligheid, misselijkheid en hoofdpijn. Vooral ouderen, kinderen en mensen met ziekten aan de luchtwegen zijn gevoelig voor ozon. Deze groepen worden geadviseerd geen fysieke inspanningen te doen of binnen te blijven als er sprake is van smog door ozon. Herhaalde blootstelling leidt wel tot gewenning, maar nog steeds tot gezondheidsschade.
De gevolgen van langdurige blootstelling aan (lagere) ozonconcentraties zijn minder uitgesproken. Langdurige blootstelling lijkt de kans op onherstelbare longschade te vergroten en het verouderen van de huid te versnellen. De WHO heeft daarom recent geadviseerd de gemiddelde middagconcentratie gedurende het zomerhalfjaar te beperken tot 60 microgram per m3.
De aanpak van ozon
Om ozon te voorkomen is het nodig om structureel en op internationaal niveau de ozonvormende stoffen in de lucht te verminderen. De afgelopen decennia is in Europa en Noord-Amerika succesvol beleid gevoerd om het ontstaan smogepsioden door ozon te verminderen. Zo zijn er bijvoorbeeld in Europa strengere emissie-eisen gesteld aan voertuigen. Ook is het gebruik van oplosmiddelen in verf en cosmetica verboden. Dat heeft geleid tot lagere ozonpieken en minder acute gezondheidseffecten. Wel zorgde de daling van de uitstoot van stikstofoxiden door de complexe ozonchemie lokaal voor een toename van de gemiddelde ozonconcentraties.
De uitstoot van vervuilende stoffen waaruit ozon kan worden gevormd zullen ook in de toekomst in Nederland verder afnemen, maar dit is mondiaal nog niet het geval. Zo zullen de emissies van stikstofoxiden in Azië en door de zeescheepvaart blijven stijgen, evenals de methaanemissies uit landbouw, olie- en gasbedrijven en afvalstortplaatsen. Dit zorgt er – tezamen met de verwachte klimaatverandering - voor dat de achtergrondconcentratie op het hele noordelijk halfrond eerder toe- dan afneemt, waardoor ook de gemiddelde ozonblootstelling in Nederland niet zal dalen en in stedelijk gebied zelfs kan toenemen. Momenteel zijn er internationaal gesprekken gaande over vermindering van de methaanemissies. Methaanemissies zijn nu nog niet gereguleerd, maar kunnen wereldwijd gezien met relatief eenvoudige maatregelen in de energiesector en bij afvalstortplaatsen worden beperkt. Moeilijker wordt het verminderen van de methaanuitstoot uit de rundveehouderij.